Het boze meisje
Mijn naam is B. en ik ben een echt meisje. M’n hele naam kan ik niet zeggen in verband met m’n
eigen privacy, maar geloof me: ik ben echt. Niemand heeft me zitten bedenken achter een laptop en alles wat je nu gaat lezen is ook echt. Ik ben een niet-zo- gewoon meisje, ik ben namelijk een heel boos meisje. Niemand weet dat. Als ik iemand tegenkom zeg ik heel aardig: ’Daaag!’ En daarbij doe ik de uiteinden van m’n mond een ietsje omhoog. Dat ziet er heel tevreden uit. Dat weet ik, want dat heb ik geoefend voor de spiegel.
Maar ik ben heel boos. Vooral op m’n mama. Die is er niet meer. Zonder afscheid te nemen is ze verdwenen. Ze heeft een auto-ongeluk gehad en komt nooit weer terug. Ik had nog zoveel om ruzie met haar over te maken en nu kan dat niet meer. Ze zeiden dat mama er heel goed uitzag, na het ongeluk, maar ik mocht haar niet meer zien. Dus hebben ze tegen me gelogen. Steeds probeer ik me haar voor te stellen maar dan word ik bang van wat ik bedenk, dus daar moet ik ook mee ophouden.
Waar ik heel boos over ben is dat mijn broertjes niet meer bij mij wonen. Ik woon bij opa en oma en
m’n drie kleine broertjes wonen veel te ver weg, bij een oom en tante. Waarom kunnen we niet gewoon met z’n allen bij elkaar wonen? Doen we net alsof alles nog is zoals het was. Dat kunnen we toch wel een poosje proberen? Maar niemand luistert naar me. Ze denken zeker dat ik te jong of te dom ben, nou dat is niet waar!
Ik ben ook boos op God. Ook al weet ik niet zeker of Hij bestaat. Maar áls Hij bestaat, ben ik super
boos op Hem. Ik leer namelijk dingen over God van mijn beste vriendin. Ze heet L. en ik ken haar nu
al een paar jaar, want ze komt iedere week bij mij in de buurt spelletjes doen op de woensdag. Ik
denk dat ik, na mijn broertjes, het meest van haar houd. Ik zou supergraag willen dat zij mijn grote
zus was. Dan zou ik bij haar op de kamer willen en dan zou ik altijd naar haar luisteren en naar haar
kijken als ze voorleest of aan het zingen is.
Ze vertelt me altijd over God dat Die van me houdt en voor me zorgt. Wat ik het mooiste vind, is dat
ze soms bijna moet huilen, zo erg vindt ze het voor mij, dat mama er niet meer is en dat ik niet bij
m’n broertjes woon. Dan zie ik gewoon dat ze ook heel veel van mij houdt.
Ik vroeg : ‘Als God voor me zorgt, zoals jij zegt, waarom is dit dan gebeurd?’ Dat vond ze heel moeilijk omdat ze dat ook niet wist, ‘maar’,zei ze ‘Ik weet wel dat Hij je gaat helpen’. Ze zei het zo zeker dat ik er ook een beetje in ben gaan geloven.
Wat ik moeilijk vind, is dat het zo vroeg donker wordt. En dat het december is. Dat is toch een maand om met z’n allen rond de tafel te zitten… cadeautjes uit te pakken… surprises te maken…
Ik kan me niet voorstellen dat het dit jaar feestelijk gaat worden. Volgens mij denken we allemaal
aan de cadeautjes die mama voor ons zou hebben gekocht, en natuurlijk wat wij gekocht zouden
hebben voor mama. Ik vrees dat mijn trucje met m’n omhoog getrokken mondhoeken niet zal
helpen. Misschien barst ik wel uit elkaar en gooi ik de kerstboom omver. Dat zou erg zijn voor iedereen. Dat mag ik beslist niet gaan doen. Wat zal mama daar wel niet van vinden?
Ik ben eigenlijk wel benieuwd of ze ons ook kan zien? Misschien is er ergens daarboven wel een soort verrekijker waar ze af en toe even doorheen mag kijken. Wat zal ze dan denken? Ze ziet mijn boosheid natuurlijk heel goed, maar ik denk dat ze me wel begrijpt. Dat ze alles ook heel rot voor ons vindt. Als ík ineens was weggegaan zonder iets te zeggen, was ze vast ook heel boos op mij geweest. Toch?
Van L. heb ik leren bidden. Dat is niet moeilijk. Ik mag gewoon alles zeggen wat ik wil en ook op de
manier zoals ik wil. Ze zegt dat God naar me luistert en niet zo gauw onder de indruk is van m’n
gescheld. Hij wil me alleen maar helpen, zegt ze. Nou, dat bidden helpt me wel, want door alles te vertellen en te leren dat Iemand luistert, voel ik me een beetje minder alleen. Zou God net zoveel van mij houden als L. van me houdt? Volgens haar nog veel meer, maar ik zou ‘net zoveel’ al heel mooi vinden. Bijna niemand vindt me lief, logisch want dat ben ik ook niet, maar toch. Wel een gaaf idee dat Degene die me gemaakt heeft, blij met me is, want dat zegt L. tegen me. Hij is blij om me te zien, zegt ze en ze meent het ook. En omdat ik haar geloof omdat ze zo lief is, zal het wel zo zijn. God houdt blijkbaar ook van boze meisjes. Apart maar wel mooi. Als ik aan het bidden ben, hoef ik gelukkig niet te doen alsof het wel goed met me gaat.
Nog even en het is Kerst. Ik dacht altijd dat dit feest over de Kerstman en de boom, de lichtjes en de cadeautjes ging, maar van L. heb ik geleerd, dat met dit feest veel mensen de verjaardag van Jezus
vieren. Ik weet al dat Hij geboren werd in een stal. Dat vind ik heel apart voor iemand die zo
belangrijk is, maar blijkbaar vond Hij dat goed genoeg. Ze heeft me ook verteld over Zijn leven en Zijn einde. Dat gedeelte aan het kruis vind ik zo super verdrietig maar gelukkig houdt het daar niet op. Want ik weet ook al dat Hij drie dagen later weer levend werd. Jammer dat dit nu nog niet met alle mensen zo gebeurt, maar volgens L. komt uiteindelijk alles goed.
Als ik daar aan denk, moet ik huilen. Dan is het net alsof de woede die ik als een orkaan van binnen
voel, ineens overgaat in een hele harde regenbui. Zoveel tranen voel ik dan over m’n wangen.
Maar dat zeg ik tegen niemand. Dat gaat niemand iets aan. Gelukkig vertelt God niks door van wat ik
aan Hem vertel. Ik ga Zijn verjaardag vieren en Hem vragen of Hij me in het nieuwe jaar wil helpen om niet meer zo heel boos te zijn. Als Hij me echt helpt hoeft dat ook niet. En ik ga ook vragen of ik altijd hele goede vriendinnen mag blijven met L. Zelfs wanneer we allebei heel oud zijn, dan nog steeds.
Door Jolanda Brouwer