Eeuwenoude verhalen
Glimlachend slaat Judith haar blog op en drukt op publiceren. Zo! Een moderne versie van het Kerstverhaal, met de nodige humor geschreven. Dat zullen haar lezers wel kunnen waarderen, drie week voor Kerst. Zelf zou ze álle verhalen uit dat overschatte boek van de christenen wel in een nieuw jasje willen steken, maar dat heeft ze er niet bij geschreven. Misschien dat trouwe lezers van haar blog dat wel tussen de regels door konden lezen. Dat christenen niet begrijpen dat die oude verhalen niet meer aanspreken en achterhaald zijn! Judith zucht, christenen zoals haar moeder en nu ook haar zusje.
Lange tijd heeft ze haar jongere zus Sarah niet gezien. Jaren geleden vertrok ze met de helft van mama’s spaargeld. Via Facebook keek Judith kwaad toe, hoe Sarah al het geld verkwistte in verre landen. Maar nog kwader is ze op haar moeder geweest, die elk uur door het raam naar de bushalte vlak voor het huis keek. Turend, wachtend, hopend, op de thuiskomst van Sarah. Geen dag had ze dat opgegeven! En uiteindelijk kwám Sarah uit de bus gestapt: volkomen berooid, met een berouwvol gezicht. Haar moeder, op de uitkijk, was het huis uitgevlogen, had haar omhelsd en haar tranen weg gekust. Judith was er verbijsterd achteraan gelopen. Ze hoorde Sarah nog net een verward excuus mompelen en aanbieden om als hulp in de huishouding alles goed te maken. Maar haar moeder wilde er niks van weten. Ze riep naar Judith om de nieuwe kleren te pakken, die ze pas nog samen hadden gekocht. En om aan een feestmaal te beginnen, omdat Sarah gezond en wel was en de weg terug naar huis had gevonden.
Pas ’s avonds laat had ze verhaal gehaald bij haar moeder. Hoe kon ze haar jongste dochter zo weer in de armen sluiten. De overvloedige feestmaaltijd had eigenlijk meer gekost dan ze zich konden veroorloven. Waarom had haar moeder nooit zoiets voor háár gedaan. Terwijl zij toch altijd naast haar moeder was blijven staan. Haar moeder had stomverbaasd gereageerd: “Maar we hebben het toch altijd fijn gehad samen”, zei ze. “En je had alles mogen vragen en gebruiken!”
Het duurde lang voordat Judith Sarah kon vergeven. Zeker toen Sarah ook nog eens met haar moeder mee naar de kerk begon te gaan en ineens alles over het geloof wilde weten. Schijnheilig vond Judith het eerst. Al zag ze later wel in dat Sarah echt gepassioneerd bleek te zijn over het geloof. Sarah had ook haar proberen te overtuigen. Maar er zou toch een megawonder moeten gebeuren om haar ook te laten geloven in die oude verhalen, die niks meer met deze tijd te maken hebben. Laat dan eerst de wereldvrede of een genezing voor kanker plotseling uit de lucht vallen. Dan zou ze er over willen nadenken. Maar Sarah zegt vaak dat het grootste wonder juist in het allerkleinste zit.
Veel was er veranderd toen er in Judiths eigen leven een enorme ommekeer kwam. Na een wilde nacht stappen, was ze in bed beland met een aantrekkelijke jongen, van wie ze zich nu maar wat graag de naam zou willen herinneren. Na de eerste maanden ontkenning deed Judith een zwangerschapstekst en bleek ze in verwachting. Sarah was er onvoorwaardelijk voor haar geweest en had vele uren al haar twijfels en overwegingen aangehoord. Dat had uiteindelijk hun band weer hersteld. Judith wilde het kindje in haar buik eerst niet. Heel langzaam wende ze aan het idee, maar vreugdevol kan ze er nog altijd niet over zijn.
Judith wrijft over de bolling van haar buik. Nog een paar maanden, dan zal ze moeder zijn. Het kindje zal in maart komen. Haar lievelingsmaand, de maand van een nieuw begin, dat was dan wel weer toepasselijk.
Stijf van het lange zitten, staat Judith ongemakkelijk op en stoot tegen de rand van het bureau. Met een klap valt haar lamp op de grond en in een poging de lamp te vangen, valt Judith zelf ook om. Ineens voelt ze een diepe steek en vreselijke pijn in haar buik. Judith gilt het uit. Na een paar seconden komt haar zusje, die in de kamer naast haar aan de naaimachine zat, binnengestormd: “Gaat het wel?”, vraagt ze geschrokken. Judith zakt verder in elkaar op de grond. “Nee het gaat niet!”, huilt ze en lijkbleek staart ze naar haar broek en het bloed dat ze verliest.
In de ambulance knijpt Judith Sarahs hand fijn. “Het gaat niet goed komen”, kreunt ze. “Het kindje is 3 maanden te vroeg!” Van binnen welt diepe spijt op. Al die tijd heeft ze zichzelf zo kwaad gemaakt over de komst van dit kind en dat dit haar moest overkomen. En nu wil ze niks liever dan een gezond kindje, dat ze in haar armen kan houden en lief kan hebben. “Saar, je moet voor de baby bidden”, fluistert ze. Maar aan Sarahs gesloten ogen ziet ze dat ze dat niet hoeft te vragen.
Dan neemt Judith ineens een besluit. “Als U daar bent…”bidt ze zacht, “laat dit kindje dan gezond ter wereld komen…” Onmiddellijk voelt ze zich ongelofelijk hypocriet, maar meteen daarna daalt er een diepe rust over haar neer.
“Het is een vechtertje, hoor! We zijn hier heel erg trots op haar!” De verpleegkundige haalt haar dochter voorzichtig uit de couveuse en installeert haar op Judith’s blote huid. Sarah zit naast haar stoel in een feestelijke jurk, want het is tenslotte Kerst vandaag. Judith kijkt naar haar dochter en zucht intens tevreden. “Is het niet het allerkleinste dat je ooit hebt gezien?” zegt ze tegen haar zus. En tóch het grootste wonder, valt haar meteen in. Ongemerkt kijkt ze naar Sarah. Straks als haar moeder hier ook is, met vermoedelijk genoeg kerstbrood voor het hele ziekenhuis, zal ze vertellen van wat haar toen is overkomen in de ambulance. En hoe ze de afgelopen weken die rust vaker heeft gevoeld als ze voor haar dochter bidt. Ze is er klaar voor, december is blijkbaar óók de maand van een nieuw begin. En nu wil ze meer horen over dat eeuwenoude Kerstverhaal, over dat Allerkleinste dat naar de aarde kwam. Dat misschien toch het allergrootste wonder was.